De leerlingen leiden informatie af uit een historische bron om een historische vraag te beantwoorden, rekening houdend met het redeneren over historische bronnen.
De vorige leerplandoelen over bruikbaarheid, representativiteit en betrouwbaarheid zijn belangrijk maar hangen onlosmakelijk samen met het kunnen afleiden van historische informatie uit bronnen. Dat blijft tenslotte de basis van historische kennis.
Leerlingen kunnen historische informatie afleiden uit een bron om een historische vraag te beantwoorden en houden daarbij rekening met een analyse van de bruikbaarheid, representativiteit en betrouwbaarheid van de bron in kwestie.
Hoe?
Zorg dat leerlingen ruimte hebben om bronnen te bewerken: woordverklaringen noteren in de marge, passages of elementen onderstrepen… In veel leermateriaal zijn bronnen enorm ingekapseld. Meer marge creëert letterlijk ademruimte voor een grondige bronnenanalyse.
Leerlingen struikelen vaak over begrippen.
Dat is bij een abstract vak als geschiedenis niet verwonderlijk. De taal in bronnen is meestal een tikkeltje archaïsch. Het is normaal dat leerlingen daarmee worstelen. Geef hen voldoende ruimte om die ervaring te uiten.
Veelgebruikte begrippen en de structuur- en sleutelbegrippen uit leerplandoelen 3 en 7 kunnen een plaats krijgen in een vademecum of begrippenlijst. Zo kunnen enkele talige drempels al geslecht worden.
Waarom niet standaard zorgen voor een begeleidende woordenlijst van begrippen waarmee leerlingen wellicht zullen worstelen?
Uit een bronnenoefening over keizer Augustus.
Document D: soldaat (aangepast)
De onderstaande passage is geschreven door Velleius, die als soldaat dienst deed ten tijde van Augustus. Hij was een officier en werd later ook praetor, een belangrijke positie in het Romeinse bestuur.
Er is niets dat een man kan wensen van de goden, niets dat de goden een man kunnen schenken, dat Augustus niet gaf aan de Republiek, het Romeinse volk en de wereld. Er kwam een einde aan twintig jaar burgeroorlog, oorlogen in het buitenland stopten, de vrede werd hersteld, de wetten weer afgedwongen, het gezag van de rechtbanken hersteld en de Senaat kreeg zijn waardigheid terug. De vroegere Republiek werd gerestaureerd. De landbouw kwam weer op gang, er was weer respect voor de godsdienst, de mensen waren minder angstig en hun eigendomsrechten werden weer gerespecteerd. Oude wetten werden op een zinvolle manier bijgestuurd en nieuwe wetten die goed waren voor het algemeen belang goedgekeurd.
Augustus werd gedwongen om elf keer na elkaar consul te worden, hoewel hij vele keren probeerde te weigeren. Al even koppig weigerde hij de functie van dictator die het volk hem continu aanbood. Om alle oorlogen die hij voerde, de wereldwijde vrede na zijn overwinningen, zijn vele werk binnen en buiten Italië te beschrijven zou een schrijver zijn hele leven lang werk hebben.
Heel snel de essentie, de grote lijnen van een tekst achterhalen. Dat lukt vooral door te letten op (tussen)titels, vetgedrukte of gecursiveerde woorden. Je kunt dergelijke elementen bewust invoegen in de brontekst.
Voorbeeld: “Ok, ik geef jullie tien seconden om mij te vertellen waarover de volgende bron gaat. Hou daarbij het volgende in het achterhoofd. Zou het de moeite zijn om de bruikbaarheid ervan voor het beantwoorden van onze historische vraag verder te onderzoeken?
Heel specifieke gegevens uit een tekst proberen halen. Leerlingen focussen op een signaalwoord, een naam of een jaartal.
Voorbeeld: “Welke voorwaarde was er in Athene voor een 18-jarige om burger te mogen worden?”
Een stap verder dan het oriënterend lezen waarbij leerlingen de structuur en samenhang van de tekst in kaart brengen. Ze letten daarbij vooral op signaal- en verwijswoorden: ‘vervolgens’, ‘daarom’, ‘dan ook’, ‘om’, ‘omdat’ etc. Je kunt hier gebruik maken van schema’s die leerlingen helpen om greep te krijgen op de structuur van een tekst.
Voorbeeld: “Welke aspecten van de Atheense grondwet beschrijft Aristoteles in zijn tekst?
Voorbeeld: “Lees de tekst grondig door en vul volgend schema aan.”
Leerlingen gaan echt in de diepte en proberen ofwel de volledige tekst te begrijpen ofwel zich te buigen over de betekenis van een specifieke passage.
Voorbeeld: “Hoe verliep de procedure om op de leeftijd van 18 jaar burger te worden?
Document B: De Atheense grondwet (aangepast)
Dit is een fragment van de “Atheense grondwet”, geschreven door de Griekse filosoof Aristoteles tussen 330 en 322 v.C. Aristoteles was de belangrijkste Griekse filosoof toen en zou beschrijvingen gemaakt hebben van grondwetten van 170 verschillende Griekse stadstaten.
In die tijd hebben de mensen hun controle over de staat verzekerd en een grondwet uitgevaardigd die tot vandaag bestaat. De democratie bestuurt alles door de stemmen in de Vergadering en in de rechtbanken.
Zo ziet de grondwet er momenteel uit. Alle mannen wiens ouders burgers zijn, hebben stemrecht vanaf de leeftijd van 18 jaar. Eerst stemmen de burgers die al stemrecht hebben, of de 18-jarige kandidaat-burger de vereiste leeftijd bereikt heeft. Wanneer dat niet het geval is, behoren ze weer tot de groep van de jongens. Ten tweede stemmen de burgers met stemrecht of de kandidaat wel vrij geboren is en of zijn ouders wel burgers zijn, zoals de wet vereist. Wanneer ze beslissen dat hij niet vrij geboren is kan de kandidaat beroep aantekenen bij de rechtbank. Als de rechtbank beslist dat hij geen burger met stemrecht kan worden, wordt hij verkocht door Athene als slaaf. Als hij het proces wint, kan hij zonder discussie een burger met stemrecht worden.
Alle magistraten die instaan voor het dagelijks bestuur worden bij lottrekking verkozen in de Vergadering. Echter, de Schatbewaarder van het Leger, de Commissarissen van het Festivalfonds en de Superintendant van de waterbevoorrading worden verkozen. Ook alle militaire officieren worden verkozen.
Bron: Aristoteles, “De Atheense grondwet”, ca. 330-322 v.C.).
Je kunt leerlingen laten samenwerken aan bronnenanalyse, bijvoorbeeld via een ‘overlegvel’ (idee van Russel Tarr, www.classtools.net).