Algemene werkingsbudgetten

Extra werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso: 2024 tot en met 2027

sla link op in klembord

Kopieer

Doel en aanwending

sla link op in klembord

Kopieer

Er wordt een extra werkingsbudget voorzien voor het creëren van bijkomende plaatsen:

  • in de B-stroom van de eerste graad;
  • in het beroepssecundair onderwijs;
  • in het deeltijds beroepssecundair onderwijs.

Ook alle studiegebieden die sinds de modernisering van het secundair onderwijs vallen onder studierichtingen uit de arbeidsmarktfinaliteit worden hier bedoeld en worden meegenomen in de berekening.

Dit is een tijdelijke subsidie voor vier schooljaren: vanaf schooljaar 2023-2024 tot en met schooljaar 2026-2027. Elk jaar zal er minstens 10 miljoen euro verdeeld worden. Vanaf 2025 wordt dit bedrag geïndexeerd.

Dit extra werkingsbudget moet scholen en centra die een substantiële toename van leerlingen realiseren, al in het schooljaar van de toename financieel ondersteunen.

Scholen kunnen dit extra werkingsbudget ook inzetten voor het aanstellen van personeel.

Voor wie?

sla link op in klembord

Kopieer

Het extra werkingsbudget wordt toegekend aan:

  • scholen voor gewoon secundair onderwijs (so)
  • centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso)

als deze scholen of centra zich in één van de vier hierna beschreven situaties bevinden.

Het werkingsbudget capaciteit in de B-stroom, bso en dbso wordt niet toegekend aan scholen die omwille van een herstructurering tellen of hertellen op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.

Situatie 1: Scholen die nog geen aanbod in de eerste graad van de B-stroom hadden in het vorige schooljaar

sla link op in klembord

Kopieer

Er moet tegelijkertijd voldaan zijn aan de volgende drie voorwaarden:

  • De  hoofdvestigingsplaats van de school of het centrum is gelegen in een onderwijszone waarin er op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar meer regelmatige leerlingen in de eerste graad van de B-stroom zijn dan op de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar;
  • De school of het centrum heeft een aanbod in de eerste graad van de B-stroom op de eerste schooldag van oktober van het huidige schooljaar;
  • De school of het centrum had nog geen aanbod in de eerste graad van de B-stroom op de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar.

Als aan alle drie deze voorwaarden voldaan is, zal je extra werkingsbudget krijgen voor het aantal bijkomende leerlingen in de school of het centrum in de eerste graad B-stroom in het bso en het dbso samen. Het is dus mogelijk dat je school of centrum voldoet aan de voorwaarden maar toch geen extra middelen ontvangt. Je krijgt bijvoorbeeld geen extra middelen wanneer het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom op de eerste schooldag van oktober kleiner is dan de daling van het aantal leerlingen in de 2de en 3de graad bso en dbso op diezelfde datum. Zie voorbeeld 3.

Voorbeelden

sla link op in klembord

Kopieer

Voorbeeld 1

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school A
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso   9997 
dbso   11 
Subtotaal   10098 
1ste graad B-stroom550551+ 105Nieuw
Totaal   100103+ 3

  • De hoofdvestigingsplaats van school A ligt in onderwijszone X;
  • Het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom van onderwijszone X is gestegen;
  • School A krijgt werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso voor 3 leerlingen.

Voorbeeld 2

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school B
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso   9994 
dbso   11 
Subtotaal   10095 
1ste graad B-stroom550551+ 105Nieuw
Totaal   100100+ 0

  • De hoofdvestigingsplaats van school B ligt eveneens in onderwijszone X;
  • School B krijgt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso omdat het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom + het aantal leerlingen in de 2de en de 3de graad bso + het aantal leerlingen dbso niet gestegen is.

Voorbeeld 3

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school C
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso   9993 
dbso   11 
Subtotaal   10094 
1ste graad B-stroom550551+ 105Nieuw
Totaal   10099-        1

  • Ook de hoofdvestigingsplaats van school C ligt in onderwijszone X;
  • School C krijgt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso omdat het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom + het aantal leerlingen in de 2de en de 3de graad bso + het aantal leerlingen dbso niet gestegen is.

Voorbeeld 4

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone YAantal leerlingen in school D
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso   9997 
dbso   11 
Subtotaal   10098 
1ste graad B-stroom550550+ 005Nieuw
Totaal   100103+ 3

  • De hoofdvestigingsplaats van school D ligt in onderwijszone Y;
  • Het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom van de onderwijszone Y is niet gestegen;
  • School D krijgt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso omdat het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom in de onderwijszone Y niet gestegen is.

Situatie 2: Het aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom is gestegen met minstens 30%

sla link op in klembord

Kopieer

Er moet tegelijkertijd voldaan zijn aan de beide volgende voorwaarden:

  • De hoofdvestigingsplaats van de school of het centrum is gelegen in een onderwijszone waarin er op 1 oktober van het lopende schooljaar meer regelmatige leerlingen in de eerste graad van de B-stroom zijn dan op 1 februari van het vorige schooljaar;
  • De school of het centrum heeft minstens 30% meer leerlingen in de eerste graad van de B-stroom op 1 oktober van het lopende schooljaar dan op 1 februari van het vorige schooljaar.

Als aan allebei de voorwaarden voldaan is, zal je extra werkingsbudget krijgen voor de toename van het aantal bijkomende leerlingen in je school of centrum in de eerste graad B-stroom, in het bso en het dbso samen. Het is dus mogelijk dat de school of het centrum voldoet aan de voorwaarden maar toch geen extra middelen ontvangt. De school of het centrum ontvangt bijvoorbeeld geen extra werkingsbudget wanneer de daling van het aantal leerlingen in de 2de en 3de graad bso en dbso groter is dan de stijging van het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom. Zie voorbeeld 3.

Voorbeelden

sla link op in klembord

Kopieer

Voorbeeld 1

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school A
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso   9997 
dbso   11 
Subtotaal   10098 
1ste graad B-stroom550551+ 11013+ 30%
Totaal   110111+ 1

  • De hoofdvestigingsplaats van school A ligt in onderwijszone X;
  • In onderwijszone X is het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom gestegen;
  • School A krijgt werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso voor 1 leerling.

Voorbeeld 2

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school B
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso   9999 
dbso   11 
Subtotaal   100100 
1ste graad B-stroom550551+ 11012+ 20%
Totaal   110112 

  • De hoofdvestigingsplaats van school B ligt eveneens in onderwijszone X;
  • School B ontvangt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso omdat het aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom van school B met minder dan 30% gestegen is.

Voorbeeld 3

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school C
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso   9994 
dbso   11 
Subtotaal   10095 
1ste graad B-stroom550551+ 11013+ 30%
Totaal   110108-        2

  • Ook de hoofdvestigingsplaats van school C ligt in onderwijszone X;
  • Hoewel het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom van school C met 30% gestegen is, krijgt school C toch geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso omdat het leerlingenaantal in de 1ste graad van de B-stroom en in de 2de en 3de graad bso en dbso samen niet gestegen is.

Voorbeeld 4

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone YAantal leerlingen in school D
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso   9999 
dbso   11 
Subtotaal   100100 
1ste graad B-stroom550550+ 01013+ 30%
Totaal   110113+ 3

  • De hoofdvestigingsplaats van school D ligt in onderwijszone Y;
  • In onderwijszone Y is het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom niet gestegen;
  • School D ontvangt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso omdat het aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom van de onderwijszone Y niet gestegen is.

Situatie 3: Het aantal leerlingen 2de en 3de graad bso en dbso samen is gestegen met minstens 30%

sla link op in klembord

Kopieer

Er moet tegelijkertijd voldaan zijn aan de beide volgende voorwaarden: 

  • De hoofdvestigingsplaats van de school of het centrum is gelegen in een onderwijszone waarin de som van het aantal regelmatige leerlingen van de tweede en derde graad bso (alle structuuronderdelen) en dbso op 1 oktober van het lopende schooljaar hoger is dan op 1 februari van het vorige schooljaar;
  • In de school of het centrum is de som van het aantal regelmatige leerlingen van de 2de en 3de graad bso (alle structuuronderdelen) en dbso samen op 1 oktober van het huidige schooljaar minstens 30% groter dan op 1 februari van het vorige schooljaar.

Als aan allebei de voorwaarden voldaan is, zal je extra werkingsbudget krijgen voor het aantal bijkomende leerlingen in de school of het centrum in de eerste graad B-stroom, in het bso en het dbso samen. Dit betekent dat het mogelijk is dat je school of centrum voldoet aan de voorwaarden maar toch geen extra middelen ontvangt. Een school of centrum ontvangt bijvoorbeeld geen extra werkingsbudget wanneer de daling van het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom een grotere is dan de stijging van het aantal leerlingen in de 2de en 3de graad bso en dbso. Zie voorbeeld 2.

Voorbeelden

sla link op in klembord

Kopieer

Voorbeeld 1

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school A
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil

2de en 3de graad bso

1 775

1 780

 

95

126

 
dbso125124 54 
Subtotaal1 9001 904+ 4100130+ 30%
1ste graad B-stroom   109 
Totaal   110139+ 29

  • De hoofdvestigingsplaats van school A ligt in onderwijszone X;
  • In onderwijszone X is het aantal leerlingen in de 2de en 3de graad bso en in het dbso gestegen;  
  • School A ontvangt werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso voor 29 leerlingen.

Voorbeeld 2

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school B
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso1 7751 780 95126 
Dbso125124 54 
Subtotaal1 9001 904+ 4100130+ 30%
1ste graad B-stroom   4110 
Totaal   141140-        1

  • De hoofdvestigingsplaats van school B ligt eveneens in onderwijszone X;
  • De som van het aantal leerlingen in de tweede en derde graad bso en in dbso samen:
    • Is gestegen in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school B;
    • Is met 30% gestegen in school B: van 100 naar 130 leerlingen;
  • School B ontvangt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso want het leerlingenaantal in de 1ste graad van de B-stroom, in de 2de en 3de graad bso en de B-stroom is niet gestegen.

Voorbeeld 3

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone YAantal leerlingen in school C
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso1 7751 775 95125 
Dbso125126 54 
Subtotaal1 9001 901+ 1100129+ 29%
1ste graad B-stroom   1011 
Totaal   110140 

  • De hoofdvestigingsplaats van school C ligt in onderwijszone Y.
  • De som van het aantal leerlingen in de tweede en derde graad bso en in dbso:
    • Is gestegen in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school C;
    • Is met minder dan 30% gestegen in school C;
  • School C ontvangt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso.

Voorbeeld 4

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone ZAantal leerlingen in school D
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
2de en 3de graad bso1 7751 780 95126 
Dbso125120 54 
Subtotaal1 9001 900+ 0100130+ 30%
1ste graad B-stroom   1012 
Totaal   110142+ 32

  • De hoofdvestigingsplaats van school D ligt in onderwijszone Z.
  • De som van het aantal leerlingen in de tweede en derde graad bso en in dbso:
    • Is niet gestegen in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school D;
    • Is met 30% gestegen in school D;
  • School D ontvangt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso omdat het aantal leerlingen in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats niet gestegen is.

Situatie 4: Minstens 30 extra leerlingen in de eerste graad van de B-stroom en de tweede en derde graad bso en dbso

sla link op in klembord

Kopieer

Er moet tegelijkertijd voldaan zijn aan de beide volgende voorwaarden:
 

  • De hoofdvestigingsplaats van de school of het centrum is gelegen in een onderwijszone waarin de som van het aantal regelmatige leerlingen in de eerste graad van de B-stroom, de tweede en derde graad bso (alle structuuronderdelen) en dbso samen op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar hoger is dan op de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar;
  • In de school of het centrum is de som van het aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom en het aantal leerlingen van de tweede en derde graad bso (alle structuuronderdelen) en het aantal regelmatige leerlingen dbso samen op 1 oktober van het huidige schooljaar minstens 30 leerlingen groter dan op 1 februari van het vorige schooljaar.

Als aan allebei de voorwaarden voldaan is zal je extra werkingsbudget krijgen voor het aantal bijkomende leerlingen in de school of het centrum in de eerste graad B-stroom, in het bso en het dbso samen.

Voorbeelden

sla link op in klembord

Kopieer

Voorbeeld 1

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school A
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
1ste graad B-stroom550551 1012 
2de en 3de graad bso1 7751 775 85114 
Dbso125125 54 
Totaal2 4502 451+ 1100130+ 30

  • De hoofdvestigingsplaats van school A ligt in onderwijszone X;
  • De som van het aantal leerlingen in de eerste graad B-stroom en in de tweede en derde graad bso en in dbso:
    • Is gestegen in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school A;
    • Is met 30 eenheden gestegen in school A;
  • School A ontvangt werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso voor 30 leerlingen.

Voorbeeld 2

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone XAantal leerlingen in school B
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
1ste graad B-stroom550551 1012 
2de en 3de graad bso1 7751 775 100127 
dbso125125 55 
Totaal2 4502 451+ 1115144+ 29

  • De hoofdvestigingsplaats van school B ligt eveneens in onderwijszone X;
  • De som van het aantal leerlingen in de eerste graad B-stroom en in de tweede en derde graad bso en in dbso:
    • Is gestegen in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school B;
    • Is met minder dan 30 eenheden gestegen in school B;
  • School B ontvangt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso.

Voorbeeld 3

sla link op in klembord

Kopieer

 Aantal leerlingen in onderwijszone YAantal leerlingen in school C
 01/02/202401/10/2024Verschil01/02/202401/10/2024Verschil
1ste graad B-stroom550550 1012 
2de en 3de graad bso1 7751 780 100128 
Dbso125120 56 
Totaal2 4502 450+ 0115146+ 31

  • De hoofdvestigingsplaats van school C ligt in onderwijszone Y;
  • De som van het aantal leerlingen in de eerste graad B-stroom en in de tweede en derde graad bso en in dbso:
    • Is niet gestegen in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school C;
    • Is met 30 eenheden gestegen in school C;
  • School C ontvangt geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso omdat er geen toename is in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school C.

Aandachtspunten

sla link op in klembord

Kopieer

De onderwijszone

sla link op in klembord

Kopieer

Of een school in aanmerking kan komen voor werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso hangt onder meer af van de evolutie van de leerlingenaantallen van de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van de school. Of de leerlingenaantallen in de onderwijszone van je hoofdvestigingsplaats gestegen zijn, zal pas bekend zijn na 1 oktober. Je kunt dus vooraf nooit zeker weten of je school ooit werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso zal ontvangen.

Voorbeeld

sla link op in klembord

Kopieer

Onderwijszone X: aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom:

  • op 1 februari 2024: 550;
  • op 1 oktober 2024: 550;
  • op 1 februari 2025: 550;
  • op 1 oktober 2025: 551;
  • school A ligt in onderwijszone X.

Aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom van school A:

  • op 1 februari 2024: 10;
  • op 1 oktober 2024: 13;
  • op 1 februari 2025: 13;
  • op 1 oktober 2025: 13.

Het leerlingenaantal in de eerste graad van de B-stroom van school A ligt op 1 oktober 2024 30% hoger dan op 1 februari 2024. Toch zal school A geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso ontvangen want in het jaar dat school A zijn leerlingenaantal ziet toenemen, is er geen toename in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school A. In het daaropvolgende schooljaar is het leerlingenaantal in de eerste graad van de B-stroom wel toegenomen in de onderwijszone maar niet in school A. School A komt niet in aanmerking voor werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso in schooljaar 2024-2025 en ook niet in schooljaar 2025-2026.

Bedrag

sla link op in klembord

Kopieer

Per leerling

sla link op in klembord

Kopieer

Het beschikbare werkingsbudget wordt onder alle scholen en centra die in aanmerking komen verdeeld à rato van het aandeel van iedere school of ieder centrum in het totale aantal bijkomende regelmatige leerlingen in Vlaanderen in de betrokken structuuronderdelen in scholen of centra die voldoen aan één van de bovenstaande voorwaarden.

Het bedrag per leerling kan niet meer dan 11 000 euro (vanaf 2025 geïndexeerd) bedragen maar je kunt niet voorspellen hoe groot het bedrag is dat je uiteindelijk per leerling zal ontvangen omdat je niet weet hoeveel extra leerlingen er Vlaanderenbreed in aanmerking zullen komen.

Alleen voor de extra leerlingen

sla link op in klembord

Kopieer

Het aantal leerlingen van je school dat werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso genereert hangt af van de totale stijging van het aantal leerlingen:

  • eerste graad van de B-stroom;
  • tweede en derde graad bso;
  • dbso.

Het is daardoor mogelijk dat je school in aanmerking komt op basis van de groei van de leerlingen van een bepaalde categorie maar toch geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso ontvangt omdat er op het totaal van de drie leerlingencategorieën samen geen toename bestaat.

Eenmalig

sla link op in klembord

Kopieer

Het werkingsbudget voor capaciteit in de B-stroom, bso en dbso is eenmalig. Dit werkingsbudget heeft tot gevolg dat er al subsidiëring is vanaf het schooljaar waarin de stijging van het aantal leerlingen zich voordoet en niet pas vanaf het daaropvolgende schooljaar. Voor bepaalde leerlingen zul je dus een jaar meer subsidie ontvangen dan normaal het geval zou zijn.

Uitbetaling

sla link op in klembord

Kopieer

De uitbetaling zal gebeuren vóór 1 februari van het schooljaar waarvoor je school werkingsbudget capaciteit in de B-stroom, bso en dbso ontvangt.

Boekhoudkundige verwerking

sla link op in klembord

Kopieer

Je krijgt het werkingsbudget voor capaciteit in de B-stroom, bso en dbso voor één enkel schooljaar.

Schoolbesturen met een boekjaar dat afsluit op 31 december, doen de volgende boekingen op basis van de kennisgeving of de uitbetaling vóór 1 februari 2025:

Stel: een school heeft op 1 februari 2024 10 leerlingen in de eerste graad van de B-stroom en op 1 oktober 2024 13 leerlingen. De school ontvangt 33 000 euro werkingsbudget capaciteit in de B-stroom, bso en dbso (11 000 euro per leerling x 3 extra leerlingen) vóór 1 februari 2025.

Je boekt 4/12 van het werkingsbudget capaciteit in de B-stroom, bso en dbso in de opbrengsten van boekjaar 2024 en 8/12 in de opbrengsten van boekjaar 2025.

Berekening:

  • 4/12 x 33 000 euro = 11 000 euro;
  •  8/12 x 33 000 euro = 22 000 euro. 

Boekingsdatum 31 december 2024:

Boekingsdatum 1 januari 2025:

Meer informatie

sla link op in klembord

Kopieer

Meer informatie over het aanwerving van personeel op werkingsbudget, lees je in de omzendbrief "Aanwending van het werkingsbudget voor aanwerving van personeel".

Werkingsbudget offensief Nederlands

sla link op in klembord

Kopieer

Doel en aanwending

sla link op in klembord

Kopieer

Er wordt sinds schooljaar 2023-2024 jaarlijks een werkingsbudget offensief Nederlands voorzien van minstens 20 miljoen euro voor scholen en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs met veel leerlingen in het lager en secundair onderwijs die aantikken op het leerlingenkenmerk ‘thuistaal niet Nederlands’ (hierna genoemd: leerlingenkenmerk thuistaal).

Vanaf schooljaar 2024-2025 wordt dit bedrag geïndexeerd. Dit bedrag wordt jaarlijks voorzien. Het is niet eenmalig of voor een beperkte periode voorzien.

Het budget evolueert niet mee met de leerlingenaantallen die aantikken op het leerlingenkenmerk. Het aantal leerlingen dat aantikt op dit leerlingenkenmerk is in het verleden sterk gestegen en het stijgt nog altijd. Dat er nu een werkingsbudget offensief Nederlands nodig is, compenseert gedeeltelijk:
 

  • onvolledige indexering van de werkingsbudgetten, en dus ook van de werkingsbudgetten op basis van leerlingenkenmerk thuistaal;
  • het feit dat het werkingsbudget op basis van leerlingenkenmerk thuistaal geen gelijke tred gehouden heeft met de evolutie van de leerlingenaantallen die aantikken op dit leerlingenkenmerk.

Ter illustratie: werkingsbudget per afgetopte aantikkende leerling met leerlingenkenmerk thuistaal en aantal leerlingen die aantikken op thuistaal:

De koopkracht van het werkingsbudget op basis van het leerlingenkenmerk thuistaal is van 2008-2009 naar 2023-2024 gedaald met 48% in het gewoon basisonderwijs en met 67% in het gewoon secundair onderwijs. De daling is omgekeerd evenredig met de toename van het aantal aantikkende leerlingen.

Scholen die in 2023-2024 in aanmerking kwamen voor het werkingsbudget offensief Nederlands kregen 254,41 euro extra per leerling. Voor scholen gewoon lager onderwijs is dat voldoende om het koopkrachtverlies per aantikkende leerling op leerlingenkenmerk ‘thuistaal’ te compenseren. In het gewoon secundair onderwijs is dat niet het geval.

Doordat het werkingsbudget offensief Nederlands de evolutie van het aantal leerlingen die aantikken op het leerlingenkenmerk niet volgt, zal het tekort in het gewoon secundair onderwijs vermoedelijk blijven toenemen. Daarnaast zal de bereikte koopkracht in het gewoon lager onderwijs opnieuw dalen want het aantal aantikkende leerlingen is nog altijd aan het stijgen.

Ook bij deze nieuwe maatregel kiest de Vlaamse overheid om geen middelen te voorzien voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs. De kans dat er in het buitengewoon onderwijs geen leerlingen zijn die thuis geen Nederlands spreken is klein.

De school- en centrumbesturen kunnen deze bijkomende werkingsmiddelen breed inzetten om leerlingen met een te beperkte kennis van het Nederlands extra te ondersteunen. Het is onder meer mogelijk om met dit werkingsbudget personeel aan te stellen en professionalisering in te kopen op het gebied van onderwijs aan leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen voor het schoolteam.

Onder punt 1.5.1 van de omzendbrief BaO/98/5 over het werkingsbudget in het basisonderwijs en onder punt 7.1 van de omzendbrief SO 16 over de berekening van de werkingsmiddelen voor het secundair onderwijs vind je extra suggesties van AGODI over de aanwending van de middelen, respectievelijk in het basis- en het secundair onderwijs.

Voor wie?

sla link op in klembord

Kopieer

Het werkingsbudget wordt toegekend aan de schoolbesturen. Alleen scholen voor gewoon onderwijs kunnen in aanmerking komen voor het werkingsbudget offensief Nederlands. Om in aanmerking te komen voor werkingsbudget offensief Nederlands in schooljaar 2024-2025 moeten meer dan 50% van de leerlingen gewoon lager of secundair onderwijs van de school aantikken op het leerlingenkenmerk thuistaal op de eerste schooldag van februari 2021, 2022 of 2023.

Meer specifiek betekent dit dat OKAN-leerlingen, Oekraïense vluchtelingen in lager, secundair en deeltijds onderwijs en HBO-leerlingen meegeteld worden. Kleuters worden niet meegeteld.

Om te bepalen of een school of centrum meer dan 50% leerlingen heeft die aantikken wordt er niet afgerond. Als de berekening exact uitkomt op 50% komt de school of het centrum niet in aanmerking. Van zodra de berekening (net) hoger is dan 50% komt de school of het centrum wel in aanmerking.

De periode van drie jaar schuift mee op met het schooljaar van de toekenning: om te bepalen welke scholen werkingsbudget offensief Nederlands genereren in schooljaar 2025-2026 zal gekeken worden naar het aandeel van de aantikkende leerlingen op de eerste schooldag van februari 2022, 2023 en 2024 en zo verder.

Als we in de voorbeelden hieronder spreken van 1 februari bedoelen we: 1 februari of als 1 februari geen schooldag is dan wordt dat de eerste schooldag van februari van het betreffende jaar.

Voorbeelden

sla link op in klembord

Kopieer

Voorbeeld 1:

Basisschool A zal voor schooljaar 2024-2025 geen werkingsbudget offensief Nederlands ontvangen omdat ze op geen enkel van de drie telmomenten in het lager onderwijs meer dan 50% leerlingen had die aantikten op leerlingenkenmerk thuistaal.

Voorbeeld 2:

Het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs B zal voor schooljaar 2024-2025 werkingsbudget offensief Nederlands ontvangen omdat er op de eerste schooldag van februari 2023 51% (dus meer dan 50%) leerlingen werden geteld die aantikten op het leerlingenkenmerk thuistaal.

Bedrag

sla link op in klembord

Kopieer

De scholen die in schooljaar 2024-2025 in aanmerking komen, zijn alle Nederlandstalige lagere scholen, secundaire scholen en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan meer dan 50% van de leerlingen op 1 februari 2021 of op 1 februari 2022 of op 1 februari 2023 aantikten op leerlingenkenmerk ‘thuistaal’.

Zij genereren werkingsbudget offensief Nederlands op basis van het aantal leerlingen dat aantikt op leerlingenkenmerk ‘thuistaal’ op 1 februari 2023. In schooljaar 2023-2024 bedroeg het werkingsbudget 254,41 euro per aantikkende leerling.

Uitbetaling

sla link op in klembord

Kopieer

De uitbetaling aan de schoolbesturen gebeurt in minstens twee schijven. Vóór 1 februari ontvang je een voorschot van minstens 50% van het werkingsbudget van het betrokken schooljaar. Het saldo ontvang je vóór 1 juli.

Boekhoudkundige verwerking

sla link op in klembord

Kopieer

Het werkingsbudget offensief Nederlands wordt toegekend voor één schooljaar.

School- en centrumbesturen met een boekjaar dat afsluit op 31 december, doen de volgende boekingen op basis van de kennisgeving van het voorschot.

De toekenningsbrief bevat het te verwachten totale werkingsbudget offensief Nederlands en het voorschot. Stel dat het totaal 24 000 euro bedraagt voor schooljaar 2024-2025 en het voorschot 12 000 euro.

4/12 van het totaal werkingsbudget voor offensief Nederlands wordt in de opbrengsten van boekjaar 2024 geboekt en 8/12 in de opbrengsten van boekjaar 2025.

Berekening:

sla link op in klembord

Kopieer

4/12 x 24 000 euro = 8 000 euro;

8/12 x 24 000 euro = 16 000 euro.

Boekingsdatum 31 december 2024

Boekingsdatum 1 januari 2025:

Bij de betaling van het voorschot vóór 1 februari 2025: boekingsdatum overeenkomstig de betaaldatum in boekjaar 2025:

De toekenningsbrief over het saldo ontvang je vóór 1 juli 2025. Het saldo blijkt uiteindelijk slechts 11 500 euro te bedragen. Naar aanleiding van deze toekenningsbrief boek je:

Bij ontvangst van de subsidie boek je:

Bijkomende informatie

sla link op in klembord

Kopieer

Gewoon lager onderwijs:
 

Gewoon secundair onderwijs:
 

Werkingsbudget materiaalintensieve structuuronderdelen secundair onderwijs

sla link op in klembord

Kopieer

Bedrag en doel

sla link op in klembord

Kopieer

Er wordt vanaf schooljaar 2023-2024 jaarlijks een extra werkingsbudget van minstens 10 miljoen euro voorzien voor materiaalintensieve structuuronderdelen in scholen voor gewoon- en buitengewoon secundair onderwijs en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs.

Vanaf schooljaar 2024-2025 wordt het totaalbedrag geïndexeerd aan de hand van de gezondheidsindex van januari.

Het werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen evolueert niet mee met het aantal inschrijvingen in die structuuronderdelen. Dit betekent dat de koopkracht van het bedrag per leerling zal dalen wanneer het aantal leerlingen in materiaalintensieve structuuronderdelen Vlaanderenbreed toeneemt. Omgekeerd zal het bedrag per leerling stijgen wanneer het aantal leerlingen in materiaalintensieve structuuronderdelen afneemt.

Vlaanderenbreed wordt jaarlijks een geldwaarde per leerling berekend door het geïndexeerde Vlaanderenbrede bedrag te delen door het aantal gewogen leerlingen in materiaalintensieve structuuronderdelen van het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het aantal leerlingen is het aantal op de teldag voor het gewoon werkingsbudget. Welke teldag van toepassing is, vind je onder punt 3 van de omzendbrief SO 16 van 20/08/1992 (vlaanderen.be). Voor de meeste structuuronderdelen zal deze teldag de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar zijn.

De leerlingen die op de teldag ingeschreven zijn in materiaalintensieve structuuronderdelen worden gewogen overeenkomstig 3 groepen:

  • leerlingen ingeschreven in een materiaalintensief structuuronderdeel van groep 1 worden voor 100% gewogen;
  • leerlingen ingeschreven in een materiaalintensief structuuronderdeel van groep 2 worden voor 75% gewogen;
  • leerlingen ingeschreven in een materiaalintensief structuuronderdeel van groep 3 worden voor 50% gewogen.

Het bedrag voor jouw school of centrum is gelijk aan het aantal gewogen leerlingen dat op de teldag ingeschreven is in materiaalintensieve structuuronderdelen in jouw school of centrum vermenigvuldigd met de geldwaarde per leerling.

Voor wie?

sla link op in klembord

Kopieer

De begunstigde van dit werkingsbudget is niet het (school)bestuur maar de school of het centrum:

  • scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs (so);
  • scholen voor buitengewoon secundair onderwijs (buso);
  • centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso);
  • centra voor de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen.

Je kunt deze bijkomende werkingsbudgetten breed inzetten, bijvoorbeeld ook in de niet-materiaalintensieve structuuronderdelen van je school of centrum.

Maar je kunt deze werkingsbudgetten niet overgedragen naar een andere school of centrum (bijvoorbeeld een andere school van je schoolbestuur of een ander centrum van je centrumbestuur).

Door deze modaliteit ondergraaft de subsidiërende overheid de bevoegdheid van het bestuur om de middelen in te zetten waar het bestuur dit nodig acht. Toch blijft het bestuur de eindverantwoordelijkheid dragen die aan bestuursorganen van vzw’s is toegekend door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. Schoolbesturen blijven instaan voor de financiële gezondheid en voor het voortbestaan van hun instellingen maar ze worden ingeperkt in hun mogelijkheden om de middelen efficiënt in te zetten.

Ze moeten het inzetten van het werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen overlaten aan de directeurs van de scholen en centra met materiaalintensieve structuuronderdelen. Hoe ze nu nog een evenwichtige begroting kunnen opstellen voor het geheel van hun instellingen en daar verantwoordelijkheid voor kunnen opnemen is een raadsel geworden.

Geldwaarde per leerling en per structuuronderdeel

sla link op in klembord

Kopieer

De materiaalintensieve structuuronderdelen zijn in 3 groepen opgesplitst.

Leerlingen ingeschreven in structuuronderdelen van groep 1 worden aan 100% gewogen. Dat betekent dat je voor de leerlingen van groep 1 per leerling 88,529 euro werkingsbudget krijgt in schooljaar 2023-2024.

Leerlingen ingeschreven in structuuronderdelen van groep 2 worden aan 75% gewogen. Dat betekent dat je voor de leerlingen van groep 2 per leerling 66,39675 euro werkingsbudget krijgt in schooljaar 2023-2024: 88,529 euro x 75%.

Leerlingen ingeschreven in structuuronderdelen van groep 3 worden aan 50% gewogen. Dat betekent dat je voor de leerlingen van groep 3 per leerling 44,2645 euro werkingsbudget krijgt in schooljaar 2023-2024: 88,529 euro x 50%.

In punt 6 van de Omzendbief SO 16 worden de groepen als volgt gedefinieerd:

Groep 1: alle niet-duale structuuronderdelen van:

  • de finaliteit arbeidsmarkt behalve binnen het studiedomein taal en cultuur en het studiedomein economie en organisatie;
  • de onderwijsvorm bso behalve de studiegebieden toerisme, handel en maatschappelijke veiligheid;
  • de opleidings-, kwalificatie- en integratiefase van opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs;

Groep 2: alle niet-duale structuuronderdelen:

  • van de dubbele finaliteit behalve binnen het studiedomein economie en organisatie, het studiedomein maatschappij en welzijn met uitzondering van het niet-duale structuuronderdeel mode, het studiedomein taal en cultuur, de niet-duale structuuronderdelen ballet, creatie en mode en fotografie binnen het studiedomein kunst en creatie en het niet-duale structuuronderdeel toerisme binnen het studiedomein voeding en horeca;
  • binnen het studiegebied beeldende kunsten van de onderwijsvorm kso;
  • van de onderwijsvorm tso behalve de studiegebieden handel, personenzorg, toerisme en maatschappelijke veiligheid;

Groep 3: alle opleidingen binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs en alle duale structuuronderdelen:

  • van de finaliteit arbeidsmarkt behalve binnen het studiedomein taal en cultuur en het studiedomein economie en organisatie;
  • van de dubbele finaliteit behalve binnen het studiedomein economie en organisatie, het studiedomein maatschappij en welzijn met uitzondering van het duale structuuronderdeel mode, het studiedomein taal en cultuur, de duale structuuronderdelen ballet, creatie en mode en fotografie binnen het studiedomein kunst en creatie en het duale structuuronderdeel toerisme binnen het studiedomein voeding en horeca;
  • binnen de onderwijsvormen bso en tso behalve binnen het studiegebied handel, het studiegebied personenzorg tso en het studiegebied toerisme;
  • van de kwalificatie- en integratiefase van opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs.

Tot welke groep een studierichting van het gewoon en het buitengewoon secundair onderwijs en van het deeltijds beroepssecundair onderwijs behoort, vind je in het Excelbestand. Om de middelen voor je school voor schooljaar 2024-2025 te ramen, heb je deze in groepen ingedeelde lijst nodig van studierichtingen die bestonden op de teldatum voor schooljaar 2024-2025 (meestal 1 februari 2024).

Op deze teldatum zijn er gemoderniseerde richtingen tot en met het 1ste leerjaar van de 3de graad. Het bijgevoegde document bevat lijsten van alle studierichtingen die in schooljaar 2023-2024 ingericht konden worden en die in aanmerking komen voor deze extra subsidie.  De naam van elk tabblad verwijst naar één van de groepen die recht geven op dit extra werkingsbudget.

Studierichtingen die niet in het Excelbestand voorkomen zijn niet materiaalintensief. Voor de niet-materiaalintensieve structuuronderdelen krijg je geen werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen.

Uitbetaling

sla link op in klembord

Kopieer

De uitbetaling aan de schoolbesturen gebeurt ten laatste op 30 juni.

Boekhoudkundige verwerking

sla link op in klembord

Kopieer

Het werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen wordt toegekend voor een schooljaar. Als je schoolbestuur het boekjaar afsluit op 31 december heb je vermoedelijk nog geen toekenningsbrieven ontvangen waarin de bedragen van het werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen van je scholen en/of centra staan

Bij het afsluiten van het boekjaar kun je niet voorspellen hoeveel werkingsbudgetten de scholen en/of centra van jullie vzw zullen ontvangen voor het lopende schooljaar. Je kunt bijgevolg ook geen gedeelte van deze werkingsbudgetten toewijzen aan het boekjaar dat je afsluit op 31 december. Daarom moet je deze werkingsbudgetten volledig boeken in het boekjaar waarin ze worden ontvangen.

School- en centrumbesturen met een boekjaar dat afsluit op 31 december boeken bij ontvangst van de toekenningsbrieven:  D/400 Werkingstoelagen aan C/731 Bijzondere Werkingsmiddelen.

Wanneer het geld op de bankrekening(en) is gestort, boek je: D/55 Kredietinstellingen aan C/400 Werkingstoelagen.

De toekenningsbrieven zijn niet gericht aan de school- en centrumbesturen. Zorg ervoor dat je alle werkingsbudgetten materiaalintensieve structuuronderdelen boekt door de gestorte bedragen op te volgen. De som van de bedragen op de set van toekenningsbrieven van materiaalintensieve structuuronderdelen moet overeenstemmen met de gestorte bedragen. Zolang dat niet zo is, weet je dat je set van toekenningsbrieven nog onvolledig is en dat je nog op zoek moet gaan naar extra toekenningsbrieven als stavingsdocumenten voor je boekhouding.

Bijkomende informatie

sla link op in klembord

Kopieer

Het wettelijk kader vind je in artikel 47/1 van de Codex Secundair Onderwijs en onder punt 6 van de omzendbrief SO 16 Berekening van de werkingsmiddelen voor het secundair onderwijs. In diezelfde omzendbrief vind je onder punt 3 toelichting over de teldata.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio