Extra werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso: 2024 tot en met 2027
Er wordt een extra werkingsbudget voorzien voor het creëren van bijkomende plaatsen:
Ook alle studiegebieden die sinds de modernisering van het secundair onderwijs vallen onder studierichtingen uit de arbeidsmarktfinaliteit worden hier bedoeld en worden meegenomen in de berekening.
Dit is een tijdelijke subsidie voor vier schooljaren: vanaf schooljaar 2023-2024 tot en met schooljaar 2026-2027. Elk jaar zal er minstens 10 miljoen euro verdeeld worden. Vanaf 2025 wordt dit bedrag geïndexeerd.
Dit extra werkingsbudget moet scholen en centra die een substantiële toename van leerlingen realiseren, al in het schooljaar van de toename financieel ondersteunen.
Scholen kunnen dit extra werkingsbudget ook inzetten voor het aanstellen van personeel.
Het extra werkingsbudget wordt toegekend aan:
als deze scholen of centra zich in één van de vier hierna beschreven situaties bevinden.
Het werkingsbudget capaciteit in de B-stroom, bso en dbso wordt niet toegekend aan scholen die omwille van een herstructurering tellen of hertellen op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.
Scholen die nog geen aanbod in de eerste graad van de B-stroom hadden in het vorige schooljaar
Er moet tegelijkertijd voldaan zijn aan de volgende drie voorwaarden:
Als aan alle drie deze voorwaarden voldaan is, zal je extra werkingsbudget krijgen voor het aantal bijkomende leerlingen in de school of het centrum in de eerste graad B-stroom in het bso en het dbso samen. Het is dus mogelijk dat je school of centrum voldoet aan de voorwaarden maar toch geen extra middelen ontvangt. Je krijgt bijvoorbeeld geen extra middelen wanneer het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom op de eerste schooldag van oktober kleiner is dan de daling van het aantal leerlingen in de 2de en 3de graad bso en dbso op diezelfde datum. Zie voorbeeld 3.
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school A 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 99 97 dbso 1 1 Subtotaal 100 98 1ste graad B-stroom 550 551 + 1 0 5 Nieuw Totaal 100 103 + 3
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school B 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 99 94 dbso 1 1 Subtotaal 100 95 1ste graad B-stroom 550 551 + 1 0 5 Nieuw Totaal 100 100 + 0
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school C 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 99 93 dbso 1 1 Subtotaal 100 94 1ste graad B-stroom 550 551 + 1 0 5 Nieuw Totaal 100 99 - 1
Aantal leerlingen in onderwijszone Y Aantal leerlingen in school D 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 99 97 dbso 1 1 Subtotaal 100 98 1ste graad B-stroom 550 550 + 0 0 5 Nieuw Totaal 100 103 + 3
Het aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom is gestegen met minstens 30%
Er moet tegelijkertijd voldaan zijn aan de beide volgende voorwaarden:
Als aan allebei de voorwaarden voldaan is, zal je extra werkingsbudget krijgen voor de toename van het aantal bijkomende leerlingen in je school of centrum in de eerste graad B-stroom, in het bso en het dbso samen. Het is dus mogelijk dat de school of het centrum voldoet aan de voorwaarden maar toch geen extra middelen ontvangt. De school of het centrum ontvangt bijvoorbeeld geen extra werkingsbudget wanneer de daling van het aantal leerlingen in de 2de en 3de graad bso en dbso groter is dan de stijging van het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom. Zie voorbeeld 3.
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school A 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 99 97 dbso 1 1 Subtotaal 100 98 1ste graad B-stroom 550 551 + 1 10 13 + 30% Totaal 110 111 + 1
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school B 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 99 99 dbso 1 1 Subtotaal 100 100 1ste graad B-stroom 550 551 + 1 10 12 + 20% Totaal 110 112
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school C 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 99 94 dbso 1 1 Subtotaal 100 95 1ste graad B-stroom 550 551 + 1 10 13 + 30% Totaal 110 108 - 2
Aantal leerlingen in onderwijszone Y Aantal leerlingen in school D 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 99 99 dbso 1 1 Subtotaal 100 100 1ste graad B-stroom 550 550 + 0 10 13 + 30% Totaal 110 113 + 3
Het aantal leerlingen 2de en 3de graad bso en dbso samen is gestegen met minstens 30%
Er moet tegelijkertijd voldaan zijn aan de beide volgende voorwaarden:
Als aan allebei de voorwaarden voldaan is, zal je extra werkingsbudget krijgen voor het aantal bijkomende leerlingen in de school of het centrum in de eerste graad B-stroom, in het bso en het dbso samen. Dit betekent dat het mogelijk is dat je school of centrum voldoet aan de voorwaarden maar toch geen extra middelen ontvangt. Een school of centrum ontvangt bijvoorbeeld geen extra werkingsbudget wanneer de daling van het aantal leerlingen in de 1ste graad van de B-stroom een grotere is dan de stijging van het aantal leerlingen in de 2de en 3de graad bso en dbso. Zie voorbeeld 2.
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school A 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil
2de en 3de graad bso
1 775
1 780
95
126
dbso 125 124 5 4 Subtotaal 1 900 1 904 + 4 100 130 + 30% 1ste graad B-stroom 10 9 Totaal 110 139 + 29
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school B 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 1 775 1 780 95 126 Dbso 125 124 5 4 Subtotaal 1 900 1 904 + 4 100 130 + 30% 1ste graad B-stroom 41 10 Totaal 141 140 - 1
Aantal leerlingen in onderwijszone Y Aantal leerlingen in school C 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 1 775 1 775 95 125 Dbso 125 126 5 4 Subtotaal 1 900 1 901 + 1 100 129 + 29% 1ste graad B-stroom 10 11 Totaal 110 140
Aantal leerlingen in onderwijszone Z Aantal leerlingen in school D 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 2de en 3de graad bso 1 775 1 780 95 126 Dbso 125 120 5 4 Subtotaal 1 900 1 900 + 0 100 130 + 30% 1ste graad B-stroom 10 12 Totaal 110 142 + 32
Minstens 30 extra leerlingen in de eerste graad van de B-stroom en de tweede en derde graad bso en dbso
Er moet tegelijkertijd voldaan zijn aan de beide volgende voorwaarden:
Als aan allebei de voorwaarden voldaan is zal je extra werkingsbudget krijgen voor het aantal bijkomende leerlingen in de school of het centrum in de eerste graad B-stroom, in het bso en het dbso samen.
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school A 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 1ste graad B-stroom 550 551 10 12 2de en 3de graad bso 1 775 1 775 85 114 Dbso 125 125 5 4 Totaal 2 450 2 451 + 1 100 130 + 30
Aantal leerlingen in onderwijszone X Aantal leerlingen in school B 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 1ste graad B-stroom 550 551 10 12 2de en 3de graad bso 1 775 1 775 100 127 dbso 125 125 5 5 Totaal 2 450 2 451 + 1 115 144 + 29
Aantal leerlingen in onderwijszone Y Aantal leerlingen in school C 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 01/02/2024 01/10/2024 Verschil 1ste graad B-stroom 550 550 10 12 2de en 3de graad bso 1 775 1 780 100 128 Dbso 125 120 5 6 Totaal 2 450 2 450 + 0 115 146 + 31
Of een school in aanmerking kan komen voor werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso hangt onder meer af van de evolutie van de leerlingenaantallen van de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van de school. Of de leerlingenaantallen in de onderwijszone van je hoofdvestigingsplaats gestegen zijn, zal pas bekend zijn na 1 oktober. Je kunt dus vooraf nooit zeker weten of je school ooit werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso zal ontvangen.
Onderwijszone X: aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom:
Aantal leerlingen in de eerste graad van de B-stroom van school A:
Het leerlingenaantal in de eerste graad van de B-stroom van school A ligt op 1 oktober 2024 30% hoger dan op 1 februari 2024. Toch zal school A geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso ontvangen want in het jaar dat school A zijn leerlingenaantal ziet toenemen, is er geen toename in de onderwijszone van de hoofdvestigingsplaats van school A. In het daaropvolgende schooljaar is het leerlingenaantal in de eerste graad van de B-stroom wel toegenomen in de onderwijszone maar niet in school A. School A komt niet in aanmerking voor werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso in schooljaar 2024-2025 en ook niet in schooljaar 2025-2026.
Het beschikbare werkingsbudget wordt onder alle scholen en centra die in aanmerking komen verdeeld à rato van het aandeel van iedere school of ieder centrum in het totale aantal bijkomende regelmatige leerlingen in Vlaanderen in de betrokken structuuronderdelen in scholen of centra die voldoen aan één van de bovenstaande voorwaarden.
Het bedrag per leerling kan niet meer dan 11 000 euro (vanaf 2025 geïndexeerd) bedragen maar je kunt niet voorspellen hoe groot het bedrag is dat je uiteindelijk per leerling zal ontvangen omdat je niet weet hoeveel extra leerlingen er Vlaanderenbreed in aanmerking zullen komen.
Het aantal leerlingen van je school dat werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso genereert hangt af van de totale stijging van het aantal leerlingen:
Het is daardoor mogelijk dat je school in aanmerking komt op basis van de groei van de leerlingen van een bepaalde categorie maar toch geen werkingsbudget capaciteit B-stroom, bso en dbso ontvangt omdat er op het totaal van de drie leerlingencategorieën samen geen toename bestaat.
Het werkingsbudget voor capaciteit in de B-stroom, bso en dbso is eenmalig. Dit werkingsbudget heeft tot gevolg dat er al subsidiëring is vanaf het schooljaar waarin de stijging van het aantal leerlingen zich voordoet en niet pas vanaf het daaropvolgende schooljaar. Voor bepaalde leerlingen zul je dus een jaar meer subsidie ontvangen dan normaal het geval zou zijn.
Je krijgt het werkingsbudget voor capaciteit in de B-stroom, bso en dbso voor één enkel schooljaar.
Schoolbesturen met een boekjaar dat afsluit op 31 december, doen de volgende boekingen op basis van de kennisgeving of de uitbetaling vóór 1 februari 2025:
Stel: een school heeft op 1 februari 2024 10 leerlingen in de eerste graad van de B-stroom en op 1 oktober 2024 13 leerlingen. De school ontvangt 33 000 euro werkingsbudget capaciteit in de B-stroom, bso en dbso (11 000 euro per leerling x 3 extra leerlingen) vóór 1 februari 2025.
Je boekt 4/12 van het werkingsbudget capaciteit in de B-stroom, bso en dbso in de opbrengsten van boekjaar 2024 en 8/12 in de opbrengsten van boekjaar 2025.
Berekening:
Boekingsdatum 31 december 2024:
Boekingsdatum 1 januari 2025:
Meer informatie over het aanwerving van personeel op werkingsbudget, lees je in de omzendbrief "Aanwending van het werkingsbudget voor aanwerving van personeel".
Er wordt sinds schooljaar 2023-2024 jaarlijks een werkingsbudget offensief Nederlands voorzien van minstens 20 miljoen euro voor scholen en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs met veel leerlingen in het lager en secundair onderwijs die aantikken op het leerlingenkenmerk ‘thuistaal niet Nederlands’ (hierna genoemd: leerlingenkenmerk thuistaal).
Vanaf schooljaar 2024-2025 wordt dit bedrag geïndexeerd. Dit bedrag wordt jaarlijks voorzien. Het is niet eenmalig of voor een beperkte periode voorzien.
Het budget evolueert niet mee met de leerlingenaantallen die aantikken op het leerlingenkenmerk. Het aantal leerlingen dat aantikt op dit leerlingenkenmerk is in het verleden sterk gestegen en het stijgt nog altijd. Dat er nu een werkingsbudget offensief Nederlands nodig is, compenseert gedeeltelijk:
Ter illustratie: werkingsbudget per afgetopte aantikkende leerling met leerlingenkenmerk thuistaal en aantal leerlingen die aantikken op thuistaal:
De koopkracht van het werkingsbudget op basis van het leerlingenkenmerk thuistaal is van 2008-2009 naar 2023-2024 gedaald met 48% in het gewoon basisonderwijs en met 67% in het gewoon secundair onderwijs. De daling is omgekeerd evenredig met de toename van het aantal aantikkende leerlingen.
Scholen die in 2023-2024 in aanmerking kwamen voor het werkingsbudget offensief Nederlands kregen 254,41 euro extra per leerling. Voor scholen gewoon lager onderwijs is dat voldoende om het koopkrachtverlies per aantikkende leerling op leerlingenkenmerk ‘thuistaal’ te compenseren. In het gewoon secundair onderwijs is dat niet het geval.
Doordat het werkingsbudget offensief Nederlands de evolutie van het aantal leerlingen die aantikken op het leerlingenkenmerk niet volgt, zal het tekort in het gewoon secundair onderwijs vermoedelijk blijven toenemen. Daarnaast zal de bereikte koopkracht in het gewoon lager onderwijs opnieuw dalen want het aantal aantikkende leerlingen is nog altijd aan het stijgen.
Ook bij deze nieuwe maatregel kiest de Vlaamse overheid om geen middelen te voorzien voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs. De kans dat er in het buitengewoon onderwijs geen leerlingen zijn die thuis geen Nederlands spreken is klein.
De school- en centrumbesturen kunnen deze bijkomende werkingsmiddelen breed inzetten om leerlingen met een te beperkte kennis van het Nederlands extra te ondersteunen. Het is onder meer mogelijk om met dit werkingsbudget personeel aan te stellen en professionalisering in te kopen op het gebied van onderwijs aan leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen voor het schoolteam.
Onder punt 1.5.1 van de omzendbrief BaO/98/5 over het werkingsbudget in het basisonderwijs en onder punt 7.1 van de omzendbrief SO 16 over de berekening van de werkingsmiddelen voor het secundair onderwijs vind je extra suggesties van AGODI over de aanwending van de middelen, respectievelijk in het basis- en het secundair onderwijs.
Het werkingsbudget wordt toegekend aan de schoolbesturen. Alleen scholen voor gewoon onderwijs kunnen in aanmerking komen voor het werkingsbudget offensief Nederlands. Om in aanmerking te komen voor werkingsbudget offensief Nederlands in schooljaar 2024-2025 moeten meer dan 50% van de leerlingen gewoon lager of secundair onderwijs van de school aantikken op het leerlingenkenmerk thuistaal op de eerste schooldag van februari 2021, 2022 of 2023.
Meer specifiek betekent dit dat OKAN-leerlingen, Oekraïense vluchtelingen in lager, secundair en deeltijds onderwijs en HBO-leerlingen meegeteld worden. Kleuters worden niet meegeteld.
Om te bepalen of een school of centrum meer dan 50% leerlingen heeft die aantikken wordt er niet afgerond. Als de berekening exact uitkomt op 50% komt de school of het centrum niet in aanmerking. Van zodra de berekening (net) hoger is dan 50% komt de school of het centrum wel in aanmerking.
De periode van drie jaar schuift mee op met het schooljaar van de toekenning: om te bepalen welke scholen werkingsbudget offensief Nederlands genereren in schooljaar 2025-2026 zal gekeken worden naar het aandeel van de aantikkende leerlingen op de eerste schooldag van februari 2022, 2023 en 2024 en zo verder.
Als we in de voorbeelden hieronder spreken van 1 februari bedoelen we: 1 februari of als 1 februari geen schooldag is dan wordt dat de eerste schooldag van februari van het betreffende jaar.
Voorbeeld 1:
Voorbeeld 2:
Het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs B zal voor schooljaar 2024-2025 werkingsbudget offensief Nederlands ontvangen omdat er op de eerste schooldag van februari 2023 51% (dus meer dan 50%) leerlingen werden geteld die aantikten op het leerlingenkenmerk thuistaal.
De scholen die in schooljaar 2024-2025 in aanmerking komen, zijn alle Nederlandstalige lagere scholen, secundaire scholen en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan meer dan 50% van de leerlingen op 1 februari 2021 of op 1 februari 2022 of op 1 februari 2023 aantikten op leerlingenkenmerk ‘thuistaal’.
Zij genereren werkingsbudget offensief Nederlands op basis van het aantal leerlingen dat aantikt op leerlingenkenmerk ‘thuistaal’ op 1 februari 2023. In schooljaar 2023-2024 bedroeg het werkingsbudget 254,41 euro per aantikkende leerling.
De uitbetaling aan de schoolbesturen gebeurt in minstens twee schijven. Vóór 1 februari ontvang je een voorschot van minstens 50% van het werkingsbudget van het betrokken schooljaar. Het saldo ontvang je vóór 1 juli.
School- en centrumbesturen met een boekjaar dat afsluit op 31 december, doen de volgende boekingen op basis van de kennisgeving van het voorschot.
De toekenningsbrief bevat het te verwachten totale werkingsbudget offensief Nederlands en het voorschot. Stel dat het totaal 24 000 euro bedraagt voor schooljaar 2024-2025 en het voorschot 12 000 euro.
4/12 van het totaal werkingsbudget voor offensief Nederlands wordt in de opbrengsten van boekjaar 2024 geboekt en 8/12 in de opbrengsten van boekjaar 2025.
4/12 x 24 000 euro = 8 000 euro;
8/12 x 24 000 euro = 16 000 euro.
Boekingsdatum 31 december 2024
Boekingsdatum 1 januari 2025:
Bij de betaling van het voorschot vóór 1 februari 2025: boekingsdatum overeenkomstig de betaaldatum in boekjaar 2025:
De toekenningsbrief over het saldo ontvang je vóór 1 juli 2025. Het saldo blijkt uiteindelijk slechts 11 500 euro te bedragen. Naar aanleiding van deze toekenningsbrief boek je:
Bij ontvangst van de subsidie boek je:
Gewoon lager onderwijs:
Gewoon secundair onderwijs:
Werkingsbudget materiaalintensieve structuuronderdelen secundair onderwijs
Er wordt vanaf schooljaar 2023-2024 jaarlijks een extra werkingsbudget van minstens 10 miljoen euro voorzien voor materiaalintensieve structuuronderdelen in scholen voor gewoon- en buitengewoon secundair onderwijs en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Vanaf schooljaar 2024-2025 wordt het totaalbedrag geïndexeerd aan de hand van de gezondheidsindex van januari.
Het werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen evolueert niet mee met het aantal inschrijvingen in die structuuronderdelen. Dit betekent dat de koopkracht van het bedrag per leerling zal dalen wanneer het aantal leerlingen in materiaalintensieve structuuronderdelen Vlaanderenbreed toeneemt. Omgekeerd zal het bedrag per leerling stijgen wanneer het aantal leerlingen in materiaalintensieve structuuronderdelen afneemt.
Vlaanderenbreed wordt jaarlijks een geldwaarde per leerling berekend door het geïndexeerde Vlaanderenbrede bedrag te delen door het aantal gewogen leerlingen in materiaalintensieve structuuronderdelen van het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Het aantal leerlingen is het aantal op de teldag voor het gewoon werkingsbudget. Welke teldag van toepassing is, vind je onder punt 3 van de omzendbrief SO 16 van 20/08/1992 (vlaanderen.be). Voor de meeste structuuronderdelen zal deze teldag de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar zijn.
De leerlingen die op de teldag ingeschreven zijn in materiaalintensieve structuuronderdelen worden gewogen overeenkomstig 3 groepen:
Het bedrag voor jouw school of centrum is gelijk aan het aantal gewogen leerlingen dat op de teldag ingeschreven is in materiaalintensieve structuuronderdelen in jouw school of centrum vermenigvuldigd met de geldwaarde per leerling.
De begunstigde van dit werkingsbudget is niet het (school)bestuur maar de school of het centrum:
Je kunt deze bijkomende werkingsbudgetten breed inzetten, bijvoorbeeld ook in de niet-materiaalintensieve structuuronderdelen van je school of centrum.
Maar je kunt deze werkingsbudgetten niet overgedragen naar een andere school of centrum (bijvoorbeeld een andere school van je schoolbestuur of een ander centrum van je centrumbestuur).
Door deze modaliteit ondergraaft de subsidiërende overheid de bevoegdheid van het bestuur om de middelen in te zetten waar het bestuur dit nodig acht. Toch blijft het bestuur de eindverantwoordelijkheid dragen die aan bestuursorganen van vzw’s is toegekend door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. Schoolbesturen blijven instaan voor de financiële gezondheid en voor het voortbestaan van hun instellingen maar ze worden ingeperkt in hun mogelijkheden om de middelen efficiënt in te zetten.
Ze moeten het inzetten van het werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen overlaten aan de directeurs van de scholen en centra met materiaalintensieve structuuronderdelen. Hoe ze nu nog een evenwichtige begroting kunnen opstellen voor het geheel van hun instellingen en daar verantwoordelijkheid voor kunnen opnemen is een raadsel geworden.
De materiaalintensieve structuuronderdelen zijn in 3 groepen opgesplitst.
Leerlingen ingeschreven in structuuronderdelen van groep 1 worden aan 100% gewogen. Dat betekent dat je voor de leerlingen van groep 1 per leerling 88,529 euro werkingsbudget krijgt in schooljaar 2023-2024.
Leerlingen ingeschreven in structuuronderdelen van groep 2 worden aan 75% gewogen. Dat betekent dat je voor de leerlingen van groep 2 per leerling 66,39675 euro werkingsbudget krijgt in schooljaar 2023-2024: 88,529 euro x 75%.
Leerlingen ingeschreven in structuuronderdelen van groep 3 worden aan 50% gewogen. Dat betekent dat je voor de leerlingen van groep 3 per leerling 44,2645 euro werkingsbudget krijgt in schooljaar 2023-2024: 88,529 euro x 50%.
In punt 6 van de Omzendbief SO 16 worden de groepen als volgt gedefinieerd:
Groep 1: alle niet-duale structuuronderdelen van:
Groep 2: alle niet-duale structuuronderdelen:
Groep 3: alle opleidingen binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs en alle duale structuuronderdelen:
Tot welke groep een studierichting van het gewoon en het buitengewoon secundair onderwijs en van het deeltijds beroepssecundair onderwijs behoort, vind je in het Excelbestand. Om de middelen voor je school voor schooljaar 2024-2025 te ramen, heb je deze in groepen ingedeelde lijst nodig van studierichtingen die bestonden op de teldatum voor schooljaar 2024-2025 (meestal 1 februari 2024).
Op deze teldatum zijn er gemoderniseerde richtingen tot en met het 1ste leerjaar van de 3de graad. Het bijgevoegde document bevat lijsten van alle studierichtingen die in schooljaar 2023-2024 ingericht konden worden en die in aanmerking komen voor deze extra subsidie. De naam van elk tabblad verwijst naar één van de groepen die recht geven op dit extra werkingsbudget.
Studierichtingen die niet in het Excelbestand voorkomen zijn niet materiaalintensief. Voor de niet-materiaalintensieve structuuronderdelen krijg je geen werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen.
De uitbetaling aan de schoolbesturen gebeurt ten laatste op 30 juni.
Het werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen wordt toegekend voor een schooljaar. Als je schoolbestuur het boekjaar afsluit op 31 december heb je vermoedelijk nog geen toekenningsbrieven ontvangen waarin de bedragen van het werkingsbudget voor materiaalintensieve structuuronderdelen van je scholen en/of centra staan
Bij het afsluiten van het boekjaar kun je niet voorspellen hoeveel werkingsbudgetten de scholen en/of centra van jullie vzw zullen ontvangen voor het lopende schooljaar. Je kunt bijgevolg ook geen gedeelte van deze werkingsbudgetten toewijzen aan het boekjaar dat je afsluit op 31 december. Daarom moet je deze werkingsbudgetten volledig boeken in het boekjaar waarin ze worden ontvangen.
School- en centrumbesturen met een boekjaar dat afsluit op 31 december boeken bij ontvangst van de toekenningsbrieven: D/400 Werkingstoelagen aan C/731 Bijzondere Werkingsmiddelen.
Wanneer het geld op de bankrekening(en) is gestort, boek je: D/55 Kredietinstellingen aan C/400 Werkingstoelagen.
De toekenningsbrieven zijn niet gericht aan de school- en centrumbesturen. Zorg ervoor dat je alle werkingsbudgetten materiaalintensieve structuuronderdelen boekt door de gestorte bedragen op te volgen. De som van de bedragen op de set van toekenningsbrieven van materiaalintensieve structuuronderdelen moet overeenstemmen met de gestorte bedragen. Zolang dat niet zo is, weet je dat je set van toekenningsbrieven nog onvolledig is en dat je nog op zoek moet gaan naar extra toekenningsbrieven als stavingsdocumenten voor je boekhouding.
Het wettelijk kader vind je in artikel 47/1 van de Codex Secundair Onderwijs en onder punt 6 van de omzendbrief SO 16 Berekening van de werkingsmiddelen voor het secundair onderwijs. In diezelfde omzendbrief vind je onder punt 3 toelichting over de teldata.