De leerlingen reflecteren over zichzelf met behulp van vijf vragen die elk gekoppeld worden aan één vinger.
Na één of meerdere onderwijsarrangementen (bijvoorbeeld rond rekenen tot 100, een samenwerkingsproject, een dansvoorstelling die de leerlingen gaven…) reflecteren de leerlingen op het proces. Ze tekenen op een blad de omtrek van hun eigen hand en noteren in elke vinger een andere vraag. Boven elke vinger noteren de leerlingen hun antwoord.
"Waarin ben ik goed?"
Bijvoorbeeld:
"Waar moet ik voor opletten?"
Bijvoorbeeld:
"Wat vond ik niet fijn?"
"Wat was het meest leerrijke moment?"
"Waarin (ben ik nog klein en) kan ik nog groeien?"
De leerlingen die willen, mogen dit delen met elkaar. Je gebruikt ‘de hand’ om in gesprek te gaan met de leerlingen en om toekomstige inhouden op af te stemmen. Op deze manier kan dit evaluatie-instrument ook gebruikt wordt als tussentijds instrument om het verdere verloop van het onderwijsarrangement op af te stemmen.