14 januari 2021 – Gepersonaliseerd leren door gebruik van learning analytics

Vragensteller Jo Brouns had deze vraag ook al diezelfde ochtend voorgelegd aan de vakbonden in de hoorzitting over het lerarentekort, waarover je elders op deze pagina’s kunt lezen. Toen werd op deze kwestie al genuanceerd gereageerd en ik was het met die houding eigenlijk eens. Waarover ging dit? Jo Brouns gaf, met voorbeelden van concrete tools, enkele mogelijkheden van bepaalde software (zeg maar, artificiële intelligentie) die nuttig zou kunnen zijn voor lerende en leraar in het leerproces want inzetbaar voor de al vaker genoemde differentiatie in de klas. Enerzijds, dus zeer zeker een positieve vaststelling. Brouns benadrukte de kwestie van “oefeningen”, die uiteraard belangrijk is in het onderwijs, maar onderwijs gaat over nog meer dan oefeningen alleen, leek mij. Daarnaast wees Brouns op een ook belangrijke privacybekommernis. Hoe zou minister Weyts zich in deze aangelegenheid opstellen met het oog op het onderwijs van de toekomst en quid met die privacythematiek?

Niet onverwacht belandden we daarmee opnieuw in het verhaal van de zgn. Digisprong van minister Weyts (niet alleen, maar toch óók tegen de achtergrond van de coronacrisis). Vlaanderen nam deel aan het project “Smart data and digital technology in education: Learning Analytics, AI and Beyond” van het Centre for Educational Research and Innovation (CERI) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Daarnaast liepen er ook andere projecten. De minister vermeldde: Smart Education @ Schools en het i-Learn-project (met ook de pedagogische begeleidingsdiensten). De minister ging door, naast de hardwaredimensie, op de professionaliseringsdimensie van zijn digitaliseringsnota: het doel was om te komen tot meer ICT-competente leraren en lerarenopleiders. Voor de vraag over de privacykwestie zou de evaluatie van het i-Learnproject nuttige diensten kunnen bewijzen. Privacy was inderdaad een zeer belangrijke uitdaging. Conform zijn digitaliseringsnota benadrukte minister Weyts ook nog de oprichting van een kennis- en adviescentrum en de versterking van Klascement. Iets zegt mij dat over die laatste zaken én over de professionaliseringsdimensie in dit belangrijke verhaal het laatste woord nog niet gezegd is…

In zijn repliek beaamde vragensteller Brouns heel veel van wat de minister gezegd had, maar mee op basis van wat die ochtend door een vertegenwoordiger van een vakbond gezegd was, benadrukte Brouns nu toch ook dat het hier om hulpmiddelen ging die niet de leraar vervingen, maar hem ondersteunden in zijn taken. Inderdaad, idealiter zou dat zo moeten zijn, maar ik wacht benieuwd de eigenlijke (toekomstige) praktijk af. Het belang van samen leren in de klas (oké, in combinatie met aandacht voor het individuele leertraject van een leerling), dat toch ook die ochtend gevallen was, miste ik hier wel in Brouns’ repliek. Hoe zag minister Weyts de evaluatie van i-Learn (N.B. een project van de ministers Muyters en Crevits vorige legislatuur)?

Interveniënt Roosmarijn Beckers verbond het thema van de learning analytics met de (klassieke) kritiek van de Onderwijsinspectie op de evaluatiepraktijk in de scholen, zoals al meermaals beschreven in de onderwijsspiegels, en wees voorts (ietwat euforisch, naar mijn smaak) op een mogelijke impactmeting van de lessen d.m.v. zulke tools. Dat bracht haar finaal terug bij de noodzakelijke professionalisering. Interveniënt Koen Daniëls ging nog door op de mogelijkheden van learning analytics via het voorbeeld van Smartschool. Hij maakte daarbij een inderdaad heel pertinente opmerking inzake pedagogische methode. Prima. Houden zo, maar ook in andere dossiers niet vergeten, denk ik dan. Daniëls’ overstapje naar de netoverschrijdende, gevalideerde en gestandaardiseerde proeven lag voor de hand, wat opnieuw relevant was voor de lerarenopleidingen en professionalisering impliceerde. Die kar mocht echter toch ook beter niet overladen worden, zo besloot Daniëls wijs.

Voor i-Learn verwees minister Weyts naar zijn collega Hilde Crevits (20 miljoen euro). Qua samenwerking met Onderwijs moest daar nog een en ander bekeken worden. Voor de professionalisering van leraren sprak hij zelfs van bootcamps. Was dat toch geen spek voor de bek van de lerarenopleidingen, vroeg ik me daarbij af. Ten slotte wilde de minister ook de exclusieve band tussen digitalisering en afstandsonderwijs wat doorbreken, want de zaak was ook relevant voor contactonderwijs.

Vragensteller Brouns herhaalde zijn grote geloof in het hele verhaal, er moest wel voortgebouwd worden op wat al bestond, maar hij kwam toch ook nog met een klein addertje aan het eind, toen hij over de noodzaak van “recurrente middelen” sprak. Inderdaad, volledig akkoord voor dat laatste punt en, zoals hierboven al aangestipt, zou ik zelf voor een aantal elementen iets minder euforisch willen zijn. Maar dat terzijde.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio