3 juni 2021 - Hoorzitting over CD&V-conceptnota langdurig zieken en re-integratie: een bondig commentaar

Na hoorzitting 1 in dit verband had men heel snel de koe bij de horens gevat blijkbaar, want al één week later werden de “werkgevers” gehoord, zoals de conclusie geweest was van die eerste hoorzitting. Vorige keer drukte ik mijn nieuwsgierigheid uit naar hoe de werkgevers zouden reageren op de belangrijkste bekommernissen in de eerste hoorzitting en we kregen nu inderdaad meteen een duidelijk antwoord. Én … na nog enige onduidelijkheid over hoe het dan politiek verder moest toch een duidelijke afspraak aan het eind van de bespreking (cf. infra).

Procedureel was de aanpak nu, zo mogelijk, nog vlotter dan op 27 mei: er was één presentatie door één persoon namens alle betrokken organisaties. Nadien volgden vragen- en antwoordenrondes, waarbij dan ook de andere vertegenwoordigers van de werkgevers het woord namen, mét ook nog enkele heel interessante beschouwingen.

Namen deel aan de hoorzitting: Koen Pelleriaux, (afdelingshoofd Beleid en Belangenbehartiging, GO!), Hildegard Schmidt (verantwoordelijke belangenbehartiging voor juridische vragen over tuchtprocedures personeel, OVSG), Hilde Van Dalem (diensthoofd voor juridische vragen over schoolorganisatie en personeel CLB, OVSG), Marc Keppens (directeur Dienst Personeel, Katholiek Onderwijs Vlaanderen), Griet Mathieu (directeur Provinciaal Onderwijs Vlaanderen) en Benny Janssens (Provinciaal Onderwijs Vlaanderen). Marc Keppens nam de initiële presentatie voor zijn rekening, overigens op een heel vlotte en duidelijke manier én perfect binnen een heel redelijk tijdsbestek. Het durft weleens anders verlopen met externe sprekers in deze commissie. Voor die samengebalde presentatie kreeg Marc terecht een pluim van Koen Daniëls.

Hieronder wijs ik kort op de volgens mij belangrijkste elementen uit de bespreking. Eén. De presentatie van de werkgevers was heel duidelijk: ze keken naar het thema van de voorliggende CD&V-conceptnota vanuit diverse perspectieven (dus niet alleen vanuit het welzijn van het personeelslid in kwestie); hoewel scholen/personeelsleden inderdaad soms botsten op de regelgeving, was er toch ook wel heel wat mogelijk, maar die bestaande mogelijkheden moesten beter op elkaar afgestemd worden i.p.v. nog een nieuw verlofsysteem te creëren; inzake de zgn. 50%-minimumdrempel voor werkhervatting zagen ze geen verlaging daarvan haalbaar (met diverse concrete argumenten); en ze zagen wel nog een andere prioriteit, die ze “de derde weg” noemden, met name om tegemoet te komen aan personeelsleden die professionele begeleiding nodig hadden wegens diverse psychologische problemen (vooral vormen van verslaving).

Twee. Bij eerste indiener van de conceptnota, Loes Vandromme, leidde die voorstelling van zaken wel duidelijk tot enige teleurstelling. Ze bekritiseerde de engere kijk op onderwijs die er volgens haar uit sprak en vond het, conform de voorstellen in de conceptnota, wél realistisch om te sleutelen aan een en ander. Ik hoorde ze herhaaldelijk veel aandacht vragen voor co/duoteaching en het hele schoolteam. Ze kende alvast goede voorbeelden in het basisonderwijs. Koen Daniëls en Griet Mathieu merkten wel terecht op dat zulks hoe dan ook georganiseerd moest worden binnen het beschikbare urenpakket en de dito puntenenveloppe. Vandrommes pleidooi voor een inclusieve maatschappij, waarbij er voor scholen voldoende lokale autonomie in hun personeelsbeleid moest zijn, was bekend. En er was natuurlijk ook nog het lerarentekort, waardoor alle handen, -- ook die van wie na langdurige ziekte het werk deels (en progressief) wilde hervatten --, nodig waren.

Drie. Johan Danen voegde, net zoals op 27 mei 2021, het belendende perceel toe van de verschuiving van de wettelijke pensioenleeftijd naar 67 jaar, wat wellicht in de laatste jaren van de loopbaan toch ook meer afwezigheden wegens ziekte zou meebrengen. Griet Mathieu wilde die eindeloopbaanthematiek alvast apart houden van de concrete problematiek in de conceptnota.

Vier. Meerdere parlementsleden achtten meer flexibiliteit dan nu, wat de 50%-minimumdrempel bij werkhervatting betrof, zeker als de school dat zelf wilde, wél mogelijk én aangewezen. In het hoger onderwijs werd er nu sowieso al gewerkt met beperktere aanstellingen en ook bij bijvoorbeeld zijinstromers en duaal lesgeven zouden zulke zaken in de toekomst wellicht ook wel frequenter gaan voorkomen.

Vijf. Een beetje jammer, vond ik zelf, maar geen enkel parlementslid vroeg naar de visie van de werkgevers op het voorstel van de vakbonden over een lokale toezichtscommissie. Koen Wils van COC had dat toen, na de initiële presentatie door ACOD-man Marc Borremans, nog eens extra in de verf gezet.

Zes. Zeker Johan Danen en Jo Brouns gingen uitdrukkelijk naar de diepte (of, de breedte, zo je wil; maar cf. infra bij de (politieke) conclusie van de bespreking) van de voorliggende thematiek, met name: een versterkt hr-beleid tout court. Brouns stelde uitdrukkelijk net daarvoor meer aandacht verwacht te hebben in de presentatie van de werkgevers. Dat sloot trouwens ook aan bij de lokale autonomie waarover Loes Vandromme sprak. De autonomie van scholen moest meer kunnen spelen en statuten mochten geen hinderpalen zijn. Koen Pelleriaux weidde daarop uit over het redelijk rigide statuut in het onderwijs (i.t.t. bijvoorbeeld het Vlaamse ambtenarenstatuut en andere sectoren). Zijn toelichting deed bij mij een belletje van herkenning rinkelen. Inderdaad, Pelleriaux had op 29 oktober 2020 tijdens de zesde hoorzitting over het lerarentekort en onderwijskwaliteit al eens in die zin gesproken: de lerarenopdracht was strikt gekoppeld aan een breuk, gebaseerd op het aantal contacturen per week. Daar wilde hij vanaf. Sterker nog, zoals destijds in die andere hoorzitting, vond hij de lerarenopdracht zelf als een uniform totaalpakket voor alle leraren te weinig flexibel. Overigens sloot ook Marc Keppens zich aan bij dat eerste punt van Pelleriaux, toen hij sprak over de “schoolopdracht”. Het ging daarbij niet over de term, maar wel over de inhoud ervan.

Toch graag twee kritische opmerkingen bij de twee punten van Pelleriaux. Ten eerste, zoals nadien ook Griet Mathieu betoogde, liep Pelleriauxs verwijzing naar de flexibiliteit in het Vlaamse ambtenarenstatuut mank: de bedoelde verschillen tussen Vlaamse ambtenaren en leraren hadden toch zeker ook te maken met gewoon verschillende soorten jobs, net zoals Griet Mathieu erop gewezen had dat werken in haar koepelorganisatie (POV) niet hetzelfde was als leraar zijn in een provinciale school. Ten tweede, wat Pelleriauxs kritiek op het uniforme takenpakket van leraren betrof, dacht ik dat er nu toch ook al enige mate van flexibiliteit in de invulling van de lerarenopdracht mogelijk was. Maar vooral: wilde hij dan voor de leraar het bestaande systeem van basiscompetenties in de lerarenopleidingen en een beroepsprofiel (van de ervaren leraar) zomaar overboord gooien? Ten voordele van bijvoorbeeld een systeem waarbij leraar x nog slechts beperkt lesgaf en veel meer een opdracht had bij evaluatie (N.B. Dat voorbeeld had hij ook gegeven op 29 oktober 2020.)? Of een leraar die proportioneel veel meer dan andere collega’s oudercontacten voor zijn rekening nam? Enz. Ik ben toch benieuwd naar hoe realistisch zo’n aanpak op termijn bevonden wordt.

Zeven. In de aanloop naar de conclusie van de bespreking vond ik de tussenkomst van Kathleen Krekels procedureel én inhoudelijk heel mooi. Ze vroeg de sprekers hun fiat voor haar eigen samenvatting van de zaak (rigide regelgeving is soms moeilijk voor een hr-beleid op school; een betere afstemming tussen bestaande verlofstelsels inzake ziekte; en “de derde weg” gaan). Maar zeker even mooi vond ik haar oproep om zich in dezen als parlementslid toch bescheiden op te stellen en zich bewust te zijn van de luxueuze stoel waarop men als parlementslid toch zat …

Acht ten slotte. In de finale bespreking door de politici ging het gesprek aanvankelijk nog wat over en weer, maar in 22 minuten slaagde men er toch in om aldus af te spreken:

  • hoe relevant de verbreding naar het hele hr-beleid ook was, werd er toch voor geopteerd om een oplossing te zoeken voor alleen de concrete problemen, zoals die in de conceptnota aan bod kwamen, en dus die niet te verdrinken in een te lange trein van maatregelen;
  • er zou gekeken worden naar een optimalisering en afstemming op elkaar van de bestaande verlofstelsels ter zake (finetunen, lacunes bekijken);
  • het instrument daarvoor zou het revitaliseren zijn van de zgn. ad-hocwerkgroep psychosociale risico’s, die onder toenmalig onderwijsminister Hilde Crevits opgericht was in 2015;
  • de resultaten van die werkgroep zouden ten slotte door de Vlaams Parlementsleden en de Vlaamse regering gebruikt worden het nodige decreetgevende werk.

Voorzitter Karolien Grosemans had al meteen een vraag om uitleg over die werkgroep ingediend, die op 10 juni 2021 in de Onderwijscommissie behandeld zou worden. Als duiding bij de werkgroep (N.B. Ook Hilde Van Dalem had op de activiteiten van de werkgroep gewezen, maar stelde dat er toen niet geland werd …; van de precieze betekenis van die laatste stelling heb ik echter geen specifiek spoor teruggevonden.) graag nog deze bijkomende informatie:

Je kunt de video [vanaf 13:48] van de bespreking bekijken op de website van het Vlaams Parlement.

Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio