Een ietwat technische kwestie dan over attestering en de mogelijkheden tot zittenblijven. De bespreking bewees vooral dat onderwijsregelgeving (én de timing ervan) soms heel nauwgezet opgevolgd moet worden om te weten wat precies wanneer geldt (en ook om welke wijziging in precies welke bestaande regelgeving het gaat).
Vragensteller Hannelore Goeman erkende, na de verduidelijkende toelichting door minister Weyts, dat ze de (voorlopige) ingreep in de hierboven bedoelde omzendbrief op 18 mei 2020 niet helemaal begrepen had. Bepaalde zaken over attestering en overzitten, die zouden gelden vanaf het schooljaar 2020-2021 (toen er nog geen sprake was van corona), waren al beslist tijdens de vórige legislatuur (N.B. Zo wordt bijvoorbeeld in het eerste leerjaar sedert het schooljaar 2019-2020 geen B-attest meer uitgereikt.). De ingreep van 18 mei 2020, tegen de achtergrond van corona, kwam er nog vóór de desbetreffende regelgeving in die zin aangepast was. Bovendien erkende minister Weyts dan weer van zijn kant dat die maatregel tijdelijk bedoeld was, alleen dus met het oog op het schooljaar 2020-2021, nét vanwege de coronaperikelen, maar die “tijdelijkheid” was niet opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering in kwestie. Dat besluit was niet het besluit van de Vlaamse regering van 8 mei 2020 houdende diverse dringende maatregelen in onderwijs ingevolge COVID-19, wat het meest logisch geweest zou zijn voor zo’n eenmalige maatregel, maar wél het (algemene) besluit van de Vlaamse regering van 28 augustus 2020 tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse regering over het secundair onderwijs en over de subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen. Voor de scholen was dit hele verhaal dus zeker ook niet makkelijk te volgen, zo bleek ook uit de praktijk.
In haar repliek sprak Goeman voor mij wat verwarrend over enerzijds de vrijheid willen voor leerlingen om eventueel over te zitten en anderzijds haar vrees dat sommige ouders beroep zouden aantekenen tegen een ongunstig advies over zittenblijven van de klassenraad.
Zou de tijdelijke maatregel toch nog voortgezet worden, zo vroeg interveniënt Loes Vandromme. Interveniënt Jan Laeremans had veel vertrouwen in de klassenraden. Interveniënt Koen Daniëls ging daarop nog door met zijn pleidooi voor heroriëntering op basis van het totaalbeeld van een leerling. Even terecht voegde hij daaraan toe dat zoiets een grote mate van goed geïnformeerd zijn over de matrix secundair onderwijs veronderstelde bij de klassenraden, waarna hij nog even een levenswijsheid over moto’s en vrouwen opdiste ook.
Vragensteller Goeman besloot: zittenblijven werd het best zoveel mogelijk vermeden en heroriëntering was belangrijk. Maar bij dat laatste hernam ze nog een andere vrees uit haar inleiding: namelijk voor het feit dat scholen zouden misbruik maken van de bestaande regelgeving. Ze bedoelde: dat scholen “door dat ‘verbod’ op of de onmogelijkheid van zittenblijven, gekoppeld aan die clausuleringen, de kans [zouden krijgen] om kinderen die ze niet graag zien komen omdat ze niet sterk genoeg zijn, naar andere scholen door te verwijzen.”
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de nieuwe regels voor zittenblijven met een B-attest van Hannelore Goeman” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen