28 januari 2021 – Financiële radar van onderwijsinspectie

Op 18 januari 2021 stond het in De Morgen (voor abonnees) en het verhaal was eigenlijk vertrokken in een rapport van het Rekenhof van 2015 (niet te verwarren met de rapporten over GOK, laat staan dat over het M-decreet): de zgn. financiële radar van de Onderwijsinspectie, die ook helemaal paste in het kwaliteitskader (R)OK. Drie vragenstellers bij dit laatste thema van deze commissievergadering. Koen Daniëls situeerde het thema accuraat, maar zijn persoonlijke anekdotiek daarbij kan ik zelf doorgaans iets minder smaken. Over het wat, hoe, wie en wanneer precies van het nieuwe financiële instrument van de Onderwijsinspectie had hij telkens een vraag. Wat met de gevolgen bij een negatief oordeel? Loes Vandromme citeerde uit het vermelde rapport van het Rekenhof. Haar vragen waren anders: hoe was het instrument verankerd in de regelgeving of was dat al in orde en hoe zou de Onderwijsinspectie de keuzevrijheid van scholen over hoe zij hun middelen inzetten respecteren? Roosmarijn Beckers had deels overlappende vragen met de twee voorgaande vragenstellers, maar voegde nog een interessante vraag toe: zou de maatregel niet zorgen voor een nog grotere verantwoordingsdrang bij de leidinggevenden en het schoolpersoneel, wat extra papierwerk zou betekenen?

De zaak was al aangekondigd in de beleidsnota. Dus dit zat eraan te komen, aldus minister Weyts, wiens algemeen gedachtegoed ter zake we intussen heel goed kennen. Cruciaal daarbij (en dus ook hier) is altijd de vraag hoever hij als overheid gaat in het oormerken van financiële middelen voor de scholen. Voor de nieuwe actie van de Onderwijsinspectie was alvast geen nieuwe regelgeving nodig, want dat thema zat al verankerd in het vermelde (R)OK, dat de Onderwijsinspectie sinds Onderwijsinspectie 2.0 gebruikte bij doorlichtingen. De minister schetste ook de genese van de financiële radar vanuit het vermelde rapport van het Rekenhof en lichtte de hele aanpak (wat wel, wat niet) gedetailleerd toe. Er was een belangrijk verschil in de rollen van AGODI en de Onderwijsinspectie: AGODI zou vooral toezien op een correcte aanwending van de overheidsmiddelen, de Onderwijsinspectie op de effectieve aanwending ervan om onderwijskwaliteit te realiseren. Indien covid-19 het mogelijk maakte, kon de zaak starten vanaf september 2021 en de nieuwe actie zou geen bijkomende planlast voor de scholen genereren, zo verzekerde de minister nog.

Koen Daniëls vond die toelichting verhelderend en geruststellend. Wat zijn verwijzing naar Nederland erbij kwam doen, kon ik niet doorgronden, maar zijn pleidooi voor totale transparantie ten behoeve van leraren van werkingsmiddelen en andere middelen, zoals SES-middelen en SES-uren volgde ik wel. Loes Vandromme toonde zich genuanceerd kritisch over dat oormerken van middelen. Ze somde ook haar bezorgdheden op: over de verschillende lokale prioriteiten (lees: geen eenheidsworst, zoals tegenwoordig toch heel vaak te horen in het Vlaams Parlement; tussen haakjes, dat zei Vandromme niet, dat zeg ík), over die zgn. ontbrekende extra planlast (lees: de theorie ziet er soms anders uit dan de praktijk van zulke instrumenten), en over participatie en gedeeld leiderschap. Roosmarijn Beckers wees, niet onterecht overigens, op de complexiteit van de onderwijsregelgeving. Ze legde voorts, evenmin onterecht, de link met de recent uitgetrokken 3 miljoen euro voor een betere ondersteuning van de directies. Kon dat geld ook gebruikt worden voor professionalisering op dit financiële domein? Ik heb trouwens een vaag vermoeden dat over die 3 miljoen nog niet het laatste woord gezegd is. Een slechte geluidskwaliteit kwam de verstaanbaarheid van interveniënt Johan Danen niet ten goede (N.B. Hij was van de keuken naar een andere kamer verhuisd.). Hij vroeg aandacht voor een goede voorbereiding van de scholen op deze vernieuwing en of de Onderwijsinspectie het gebruik van de SES-middelen door de scholen ging controleren.

Met eerst nog even een kwinkslag richting-Johan Danen over diens ‘uithuiszetting’ hernam de minister haast plechtig zijn fundamentele positie in dit verhaal. Er zouden vele vragen zijn van leraren en vakbonden over middelen, ook nu inzake corona. Openheid was nodig. Het beleidsvoerend vermogen van de directie was in het geding. Ten slotte voegde de minister nog een kleine verduidelijking toe van de concrete aanpak door de Onderwijsinspectie en AGODI. En de vragenstellers, zij waren, met enige nuances, tevreden. Intussen waren we alweer haast vier uur later.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio