Als werkgever ben je verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van je werknemers. Voorzien in hun bescherming en de nodige beschermingsmiddelen is dan ook één van jouw opdrachten. Die beschermingsmiddelen kunnen zowel persoonlijk (PBM) als collectief (CBM) van aard zijn. Daarnaast kun je ook werkkledij voorzien.
Werkkledij zorgt er voor dat je werknemers zich niet vuil maken bij het uitoefenen van hun professionele activiteiten. Het mag niet verward worden met een persoonlijk beschermingsmiddel.
In principe moeten al je werknemers tijdens hun normale professionele activiteit werkkledij dragen. Alleen wanneer de risicoanalyse aantoont dat de aard van de activiteiten niet bevuilend is, is het dragen van werkkledij geen verplichting. Ook wanneer je werknemers al een uniform of gestandaardiseerde kledij moeten dragen, is werkkledij niet verplicht. Voorbeelden zijn bewakingsagenten, hotelbedienden, airhostessen …
Je stelt, als werkgever, de werkkledij gratis ter beschikking en zorgt ervoor dat ze regelmatig onderhouden en gereinigd wordt.
De regelgeving over werkkledij vind je terug in boek IX van de Codex onder titel 3.
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) beschermen je werknemers tegen specifieke risico’s voor hun veiligheid of gezondheid.
Je mag ze alleen laten gebruiken als laatste preventiemaatregel, als er met andere woorden geen andere oplossing is:
De persoonlijke bescherming tegen vallen vraagt extra aandacht van de werkgever. Ze valt immers onder specifieke regelgeving. Om vallen te voorkomen maak je gebruik van een samengesteld systeem van PBM. Zo moet je bijvoorbeeld een antival-harnas voor je werknemer voorzien samen met andere zaken zoals lijnen, verbindingsklemmen enzovoorts. Meer informatie over de PBM bij vallen, vind je op de website van FOD WASO.
Voor de aankoop van PBM vraag je voorafgaand advies aan het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW). Zowel de lokale preventieadviseur, de arbeidsarts als de preventieadviseur belast met de leiding van de dienst hebben een rol te spelen:
De aankoop van PBM verloopt in drie stappen:
Persoonlijke beschermingsmiddelen die na 1 juli 1995 in gebruik genomen zijn, moeten een CE-markering dragen.
We onderscheiden drie verschillende categorieën van PBM:
De regelgeving over PBM vind je terug in boek IX van de Codex onder titel 2.
Collectieve beschermingsmiddelen of CBM schermen risico’s af van personen terwijl persoonlijke beschermingsmiddelen of PBM personen afschermen van risico’s.
De site van FOD WASO geeft de volgende omschrijving:
De risicoanalyse benadrukt dat je een CBM enkel mag overwegen als je het gevaar dat aan de oorzaak van het risico ligt niet kunt uitschakelen aan de bron. Je zult dus dezelfde redenering volgen als bij PBM: je mag ze enkel invoeren en gebruiken als het onmogelijk is om de risico’s op een andere manier volledig te vermijden.
De minimumeisen die je moet naleven bij het gebruik van CBM, vind je in de Codex (Bijlage IX.1-2). De wetgeving (art. IX.1-9 codex) legt eveneens de naleving op van minimumeisen inzake het gebruik van CBM.
De codex legt je leveranciers van CBM een aantal verplichtingen op. Als werkgever moet je van je leveranciers van het CBM eisen dat hij je alle nuttige informatie verstrekt om het CBM te plaatsen, de gebruiksgrenzen ervan te bepalen, het te onderhouden en te controleren. Je leveranciers moeten expliciet op de bestelbon aangeven dat zij het volgende hebben nageleefd:
De werkgever moet via de bestelbon van de leverancier van het CBM alle nuttige informatie eisen (art. IX.1-10, eerste lid, 5° van de codex):
Zo beantwoordt het CBM bij elk gebruik aan de voorwaarden opgelegd door titel 1 betreffende de collectieve beschermingsmiddelen.
De informatie uit de bestelbon gebruik je ook voor opleidingen en informatie aan de werknemers (titel 1, afdeling 8).
Als werkgever ben je verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van je werknemers. Voorzien in hun bescherming en de nodige beschermingsmiddelen is dan ook één van jouw opdrachten. Die beschermingsmiddelen kunnen zowel persoonlijk (PBM) als collectief (CBM) van aard zijn. Daarnaast kun je ook werkkledij voorzien.
Werkkledij zorgt er voor dat je werknemers zich niet vuil maken bij het uitoefenen van hun professionele activiteiten. Het mag niet verward worden met een persoonlijk beschermingsmiddel.
In principe moeten al je werknemers tijdens hun normale professionele activiteit werkkledij dragen. Alleen wanneer de risicoanalyse aantoont dat de aard van de activiteiten niet bevuilend is, is het dragen van werkkledij geen verplichting. Ook wanneer je werknemers al een uniform of gestandaardiseerde kledij moeten dragen, is werkkledij niet verplicht. Voorbeelden zijn bewakingsagenten, hotelbedienden, airhostessen …
Je stelt, als werkgever, de werkkledij gratis ter beschikking en zorgt ervoor dat ze regelmatig onderhouden en gereinigd wordt.
De regelgeving over werkkledij vind je terug in boek IX van de Codex onder titel 3.
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) beschermen je werknemers tegen specifieke risico’s voor hun veiligheid of gezondheid.
Je mag ze alleen laten gebruiken als laatste preventiemaatregel, als er met andere woorden geen andere oplossing is:
De persoonlijke bescherming tegen vallen vraagt extra aandacht van de werkgever. Ze valt immers onder specifieke regelgeving. Om vallen te voorkomen, maak je gebruik van een samengesteld systeem van PBM. Zo moet je bijvoorbeeld een antival-harnas voor je werknemer voorzien samen met andere zaken zoals lijnen, verbindingsklemmen enzovoorts. Meer informatie over de PBM bij vallen, vind je op de website van FOD WASO.
Voor de aankoop van PBM vraag je voorafgaand advies aan het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW). Zowel de lokale preventieadviseur, de arbeidsarts als de preventieadviseur belast met de leiding van de dienst hebben een rol te spelen:
De aankoop van PBM verloopt in drie stappen:
Persoonlijke beschermingsmiddelen die na 1 juli 1995 in gebruik genomen zijn, moeten een CE-markering dragen.
We onderscheiden drie verschillende categorieën van PBM:
De regelgeving over PBM vind je terug in boek IX van de Codex onder titel 2.
Collectieve beschermingsmiddelen of CBM schermen risico’s af van personen terwijl persoonlijke beschermingsmiddelen of PBM personen afschermen van risico’s.
De site van FOD WASO geeft de volgende omschrijving:
De risicoanalyse benadrukt dat je een CBM enkel mag overwegen als je het gevaar dat aan de oorzaak van het risico ligt niet kunt uitschakelen aan de bron. Je zult dus dezelfde redenering volgen als bij PBM: je mag ze enkel invoeren en gebruiken als het onmogelijk is om de risico’s op een andere manier volledig te vermijden.
De minimumeisen die je moet naleven bij het gebruik van CBM, vind je in de Codex (Bijlage IX.1-2). De wetgeving (art. IX.1-9 codex) legt eveneens de naleving op van minimumeisen inzake het gebruik van CBM.
De codex legt je leveranciers van CBM een aantal verplichtingen op. Als werkgever moet je van je leveranciers van het CBM eisen dat hij je alle nuttige informatie verstrekt om het CBM te plaatsen, de gebruiksgrenzen ervan te bepalen, het te onderhouden en te controleren. Je leveranciers moeten expliciet op de bestelbon aangeven dat zij het volgende hebben nageleefd:
De werkgever moet via de bestelbon van de leverancier van het CBM alle nuttige informatie eisen (art. IX.1-10, eerste lid, 5° van de codex):
Zo beantwoordt het CBM bij elk gebruik aan de voorwaarden opgelegd door titel 1 betreffende de collectieve beschermingsmiddelen.
De informatie uit de bestelbon gebruik je ook voor opleidingen en informatie aan de werknemers (titel 1, afdeling 8).